
Ik woon nu een jaar in Kalimantan en het blijkt een waar vruchtenparadijs. Op Sumatra, Java, Bali en Lombok vind je over het algemeen dezelfde vruchten als die we in Nederland meestal wel kennen. Mango, ananas, banaan, papaya, appel en sinaasappel. Ook vindt je een aantal minder bekende vruchten die hier populair zijn als de doerian, de mangoestan, de ramboetan, de dukuh en zelfs steeds vaker de sirsak nu bekend is dat hij erg goed beschermt tegen kanker. Sirsak komt van het Nederlandse zuurzak omdat de vrucht lang geleden door de Nederlanders vanuit midden Amerika naar hier geïmporteerd is. Met groot succes.
Variatie
Hier op Kalimantan echter sta ik elke keer weer versteld van de variatie die je hier kunt vinden. Al gehoord van de Tabulus? Een soort zoete avocado. De kleine Ketiau, een kleine ramboetan zonder haren en dan de lekkerste mango die ik ken, de overheerlijke Kasturi waar je niet mee kunt stoppen als je er eenmaal aan begint.
Ik sta weer verbaasd over het feit dat er zoveel lekkere vruchten op de wereld zijn. Op Kalimantan moeten er wel meer dan 50 zijn die op lokale markten te vinden zijn en die buiten Kalimantan onbekend zijn.

Zoals vandaag toen ik weer met mijn vriendin Yuyu naar de drukke markt in het centrum van Palangkaraya (Centraal-Kalimantan) ging en al weer de zoveelste nieuwe heerlijke vrucht ontdekte. De Luwi, een olijfvormige vrucht maar dan geel en twee keer zo groot. Zalig wit/doorzichtig vruchtvlees dat wel erg moeilijk van de harde pit loslaat dus veel werk voor de mond. Maar zoet en erg bevredigend. Een verslavende bezigheid.
Vruchtenseizoen
Het vruchtenseizoen is duidelijk aangebroken. Wel met zo’n twee maanden vertraging doordat het droge seizoen veel te laat kwam. Global warming…veel meer regen….
Bovendien is er een onregelmatige aanvoer door onvoorspelbaar weer en dus onvoorspelbare oogst. Heel apart: het is zelfs zo dat de ene boom al rijpe vruchten heeft terwijl zijn buurman van een paar kilometer verder nog maar net begint. De ene boom reageert anders op het veranderlijke weer als de andere.
Anderzijds duurt het seizoen nu wel veel langer. Vroeger waren alle vruchten tegelijk rijp en kosten ze niets. Nu zijn ze dan weer hier, dan weer daar rijp en in plaats van 2-3 maanden duurt het nu wel 5 maanden. Maar ze kosten dan redelijk wat want er is minder concurrentie van andere vruchten en ze worden van her en der aangevoerd dus de zakenlieden kunnen met de prijs spelen.
Nou ja ‘redelijk wat kosten’: anderhalve euro per kilo of minder. Ik maak me dus nog niet druk 🙂
Het is dus elke keer weer spannend om op de lokale markten rond te lopen of langs de wegen een nieuwe vrucht te zien. En soms wel eens drie of vier verschillende nieuwe vruchten te zien! Vooral een nieuwe doeriansoort is voor mij erg interessant. Ik ken er nu al drie, de Paken, de Lahung of Layung en de Krantungan. Er moeten nog meer dan 10 andere zijn!
Belazerij
Als je door Palangkaraya rijdt dan valt gelijk op dat het wegennet zo ruim opgezet is. Bovendien zijn overal groenstroken waar auto’s of kraampjes met hun waar parkeren. Opeens duikt hier een nieuwe verkoper op en dan daar weer. Je koopt dus van veel verschillende mensen.
Dat heeft een groot nadeel waar ik me erg druk over kan maken: je wordt vaak belazerd met het gewicht. De kwaliteit ook wel maar dat heb je tot op grote hoogte zelf in de hand. We wegen thuis steeds vaker na om de ‘goeien’ er uit te zoeken. Vandaag kregen we op een plek 850 gram i.p.v. 1 kilo. En eerder zelfs al een keer 750 gram. Meestal is het maar 50 tot 100 gram te weinig en wie gaat dat merken laat staan daarover praten met de verkoper.
We worden alerter. We staan bijna op het punt zelf onze weegschaal mee te nemen. Reclameren heeft geen zin. Daar trekken ze zich niets van aan. Politie kan niets doen en er is volgens Yuyu die Dayak is en zelf uit deze streek komt, geen Keuringsdienst van Waren die op pad gaat laat staan dat je iemand kunt bellen. Indonesië heeft nog een weg te gaan. Het is de kunst de goeien er uit te zoeken of een band op te bouwen met bepaalde vaste mensen. Wat we dan ook al deels doen. Dan kun je ook vruchten bestellen.
Uitgestrekt Kalimantan
Ik heb het in dit verhaal over Kalimantan, het Indonesische deel van het eiland Borneo, dat ongeveer 75% van het eiland uitmaakt maar het verhaal gaat vast ook op voor het Maleisische deel.
Dat hier zoveel andere vruchten te vinden zijn heeft veel te maken met het feit dat Kalimantan zo groot is (20 keer Nederland met minder inwoners) en dat het zo lang ongerept is gebleven door de ontoegankelijkheid. Door de uitgestrektheid bestaan er heel veel microklimaten waar varianten van een soort zich konden ontwikkelen. Zo zijn er meer dan 10 soorten ramboetan.
Het regenwoud van Kalimantan behoort tot de oudste ecosystemen, die dus weinig veranderd zijn, van de wereld.
Door de ontoegankelijkheid zijn lokale vruchten heel lang in ere gehouden door de lokale bevolking en niet verdrongen door nieuwe soorten wat ondertussen overal op de wereld is gebeurd. En iets wat nu wel in een sneltreinvaart aan het gebeuren is. De Cavendish banaan duikt hier nu ook op. Dat is de soort die we in Nederland kennen en die een hybride is, wat wil zeggen dat hij zonder menselijke hulp gelijk zou uitsterven. Bovendien bevattelijk voor ziekte een probleem dat onlangs weer actueel is geworden nu een virus dat al eerder hele plantages platlegde nu allerlei nieuwe grote bananen-streken heeft geïnfecteerd.
De Cavendish is een ‘makkelijke’ banaan, zonder uitgesproken eigen smaak die iedereen kan eten. Lokale soorten hebben vaak een eigen aroma dat niet iedereen gelijk kan waarderen. Een principe en een ontwikkeling die voor zowat alle vruchten opgaat. Het gaat allemaal naar groter, zoeter, en makkelijk eetbaar. Maar de karakteristieke smaken en de oneindige variatie van de natuur gaan zo wel verloren. En het wordt bovendien kwetsbaarder voor ziektes en er moet dus steeds meer gespoten worden.
Nog een interessant aspect van Kalimantan is dat elke rivier hier zijn eigen micro-ecologie heeft.
Veel dieren, en zeker de mens, gebruiken de rivier als vervoermiddel en bron van eten. Dus van hulu (bovenstrooms) naar hilir (benedenstrooms) is het soms wel 1000 kilometer veelal dezelfde vruchten. Maar ga je 50 kilometer over heuvels en door bos dan kun je heel andere vruchten maar ook vissen tegenkomen. Zo kan het gebeuren dat Kalam, de oudere broer van Yuyu, bij ons op bezoek is en een bos-vrucht op tafel tegenkomt die hij in zijn 43 jaar op Kalimantan nog nooit gezien heeft. Terwijl die vrucht niet eens van zoveel verder komt, 150 kilometer volgens de verkoopster. Dat komt door de steeds betere verbindingen, meer en betere wegen waardoor vruchten van veel verder dan vroeger aangevoerd kunnen worden.
Rijpheid
Probleem echter met veel van deze lokale vruchten is dat ze aan de boom moeten uitrijpen omdat ze anders te weinig smaak hebben. Ga je ze dan vervoeren dan zijn ze uiterst kwetsbaar en gaan rotten en kun je een groot deel weggooien. Een soortgelijk probleem is dat ze, als je ze te vroeg plukt, niet meer uitrijpen. Dan kun je ze wel vervoeren maar ze blijven oneetbaar. Bijna alle vruchten die wij kennen rijpten na de pluk goed na of zijn daarop eeuwenlang geselecteerd. Veel heerlijke vruchten van de wereld kennen we om die reden niet tenzij we ze in een verre streek zelf kunnen plukken.
De andere kant van dit verhaal is dat we in Nederland eigenlijk altijd niet volledig uitgerijpte vruchten eten. En dat maakt wel degelijk een smaakverschil zoals je merkt als je ze wel aan de bron kunt proeven.
Veel werk
Een andere probleem met veel wilde vruchten is dat ze ‘veel werk voor weinig vrucht’ zijn. Je zit dan echt een half uur te eten terwijl je met een paar cultuur-bananen, die je ook nog eens onder het werk kunt eten, dezelfde hoeveelheid calorieën in een paar minuten naar binnen krijgt.
Let wel ik heb het over calorieën. Deze wilde vruchten hebben iets dat hen wel degelijk de moeite waard maakt. Ze hebben vaak intense smaken. Er zit een rijkdom aan vitaminen en mineralen in die je niet in de gangbare vruchten aantreft. Ze hebben dan ook iets extreem bevredigends. Na afloop kun je je echt totaal voldaan voelen terwijl je maar één soort vrucht hebt gegeten.
Vandaar dat veel van deze vruchten nooit op de markten verschijnen. Je moet ze zelf in de tuin hebben, van de buren of familie krijgen of op de lokale markt vinden. En soms, zoals hier in Palangkaraya, worden ze ’s ochtends geplukt en dezelfde dag 50 tot soms wel 250 km verder aangeboden op de lokale markt. Dan zijn ze wel wat duurder door het risico van verlies maar er zijn in de stad gelukkig genoeg mensen die deze inheemse vruchten kunnen waarderen zoals ik en Yuyu die er het geld voor over hebben. Voor veel onbekende vruchten echter zul je naar de dorpen moeten of het bos ingaan.
Kleine vruchtjes
Ik zal er een aantal beschrijven.
Zoals ik al zei zijn er wel meer dan 10 varianten op de ramboetan. Ik heb er pas een paar gezien. Meestal kleiner en met een dikkere schil en met vruchtvlees dat lastig van de pit af te krijgen is. Zo is er de tanggaring, een vrucht met een dikke, soms wel bijna zwarte schil, eigenlijk donker paars, zowat even groot als de ramboetan. Het vruchtvlees is dus aanzienlijk kleiner. Wel erg lekker. Zo ook de selendang wat ‘vurig’ betekent in de Dayak taal Een klein prachtig rood gekleurd bolletje met heerlijk fris vruchtvlees, zoeter dan de ramboetan. Dan heb je de buah (vrucht) dara (bloed), een inderdaad bloedrode harige bol met zacht sappig vruchtvlees. Zachter en ook al lekkerder dan de ramboetan. De Siwaw, ziet eruit als een kleine ramboetan maar smaakt als de wijnballen die we vroeger op de kermis kregen. Erg goed. En de Suhi, eigenlijk gewoon een kleine uitvoering van de Ramboetan. Wel een zachtere en zoetere, diepere en ik zou haast zegen rodere smaak,Veel werk.

We gaan even door met de kleinere bolletjes. De geelbruine erg populaire Mata Kuching wat kattenoog betekent heeft prachtig doorzichtig vruchtvlees. Als je dat met de pit erin bekijkt heeft het wel wat van een oog. Hij smaakt naar de ook in Nederland bekende Klenkeng.. Hij heeft een broertje de buku, andere kleur schil, groen, iets minder zoet maar vrijwel dezelfde smaak.
Een kleine vrucht die qua uiterlijk lijkt op de olijf maar dan roder, is de Ketiau. Taaie schil die wel makkelijk bezwijkt onder je tanden. Populair onder kenners. Hij smaakt als de lychee Ook hier weer: als je eenmaal begint is het moeilijk ophouden. Yuyu is er, en ik ondertussen ook, dol op.
Middelgrote vruchten

Dan heb je de iets grotere vruchten die op onze pruimen lijken. De Ramania lijkt zowel van buiten als van binnen heel erg op onze pruim. Smaakt als een kruising tussen een pruim en een mango. Klinkt goed maar is toch niet mijn favoriet omdat hij tamelijk (fris)zuur is, voor mij net iets te zuur. Wellicht omdat hij net iets te vroeg van de boom geplukt wordt omdat hij anders overrijp op de markt aankomt en dan erg kwetsbaar is.

Onlangs kwamen we een bijna zwarte pruim tegen, de Pitanak. Dikke schil maar lekker vruchtvlees dat moeilijk van de pit losliet. Veel gekauw dus. Ook veel hars dus je lippen en je tanden zitten na verloop van tijd onder een wit laagje. Gaat wel snel weer weg. Vandaar dat we hem maar twee keer zagen, niet zo populair dus vanwege de hars.
Weer iets groter is de Kasturi. Een van de vele variaties op de mango waarvan ik er nog maar weinig heb gezien.

Yuyu kende de Kasturi van uit haar jeugd maar had hem al lang niet meer gegeten. Toen ze hem me de eerste keer liet proeven was hij te rijp. Hij was wat zacht en leek prefect rijp. Maar ik vond er niet veel aan. Net een overrijpe mango. Ze begreep het ook niet goed. Later vond ze harde op een andere plek en dat bleek wat we moesten hebben. Toen we die thuis proefden was ik verkocht. Lekkerder dan de lekkerste mango. Vol super heerlijk sap dat zo uit je mond loopt. Ik kon niet meer ophouden en wilde gelijk nieuwe halen. Het is een vrucht die ik het liefste met mijn ogen dicht eet om volledig weg te kunnen glijden op de perfecte smaak. We eten er ieder zo een kilo van op. Ik heb er ook al twee keer een geweldig ‘stop’ mee gehad. Na een uur van eindeloos genot was het opeens: pijn in de keel, hoesten, ik kon geen molekuul meer door mijn keel krijgen. Het lichaam geeft met zo’n wilde jongen precies aan wanneer het genoeg heeft.
Vette vruchten
En dan de Tabulus! Een kleine vrucht die smaakt als een zoete avocado. Hij was een hele ontdekking voor mij. De kleur alleen al was apart: rose. En dan de smaak: smeuïg en tegelijk zoet. Net als een avocado met suiker. Ik had echter het geluk, of de pech, dat ik hem op de markt trof en at op het moment dat hij perfect rijp was. Ik at gelijk wel een halve kilo. Maar omdat de schil en de pit vrij groot zijn was dat wellicht maar 150 gram vlees. Waauw, eindelijk een nieuwe vrucht die vet is net als de olijf en de avocado! Ik zag al boomgaarden vol voor de export voor mijn ogen zweven. De Tabulus zou de wereld gaan veroveren. Maar de keer daarna was hij niet rijp en ondanks dat hij dan wel zacht is krijg je (dus ook de lokale bevolking) er behoorlijk pijn van in de keel. Hij moet echt precies op de grens van rijp en rot zitten en een deel(tje) is dan meestal ook wel rot. Dat maakt niet uit want dat smaakt even lekker. Die fase is soms maar een halve dag. Dat wordt dan moeilijk vermarkten. De lokale bevolking stopt ze, als ze net rijp zijn (en dus nog ‘bijten’), even in heet water, zodat ze niet meer bijten, en eet ze dan met wat zout op. Inderdaad errrug lekker maar niet direct rauw meer, dus voor mij als rauwe eter toch een barrière hoewel ik dat wel een paar keer meegedaan heb.
Een iets serieuzere kandidaat voor de wereldmarkt van de vette vruchten lijkt me de Kramoe. Het is een vrucht die niet rauw te eten is. Ziet er uit als een erg groot uitgevallen zwarte olijf. Je stopt hem ongeveer een minuut in niet kokend maar wel tamelijk heet water; niet te lang want dan wordt hij zuur. Hij is goed als hij net zacht is geworden. Net als de olijf zit er een flinke pit in maar het mooi gele (!) vlees is vettig en ook weer verslavend lekker. Hij smaakt als de ook vettige vrucht de Safu uit Afrika maar die kennen maar heel weinig mensen. Of te vergelijken met de draderige vrucht van de oliepalm waar al onze goedkope olie uit komt en waarvoor hele regenwouden (nog steeds) gekapt worden. Die kan rauw gegeten worden.
Grotere vruchten
Iets groter is de populaire, op een tennisbal lijkende Kapul waarvan je grappig genoeg de schil in 5 stukken breekt. Er komen 5 partjes zoetzuur, delicaat wit vruchtvlees te voorschijn en veel pit. Maar, ik val in herhaling, erg lekker. Hij heeft en broertje, de Mawus, dat geel is en zoeter en een zusje dat rood is en als obat (medicijn) wordt verkocht. Die laatste is zeldzamer en is zoveel werk dat hij impopulair is. Die eet je alleen als je (instinct) hem echt nodig hebt.

De Dango was weer een geweldige ontdekking. Het is een plant zonder stam die zich dus om bomen heen slingert. Daaraan prachtige oranje bollen, net zachte zakjes ter grootte van een mango, die je heel makkelijk openmaakt. Er komt een gele of oranje bol te voorschijn die massief lijkt maar bestaat uit een tiental zaden ingepakt in zalig sappig vruchtvlees. Het smaakt naar een kruising tussen een sinaasappel en een mango. Of naar een hele rijpe abrikoos. Een van de favoriete vruchten van Yuyu die hem uit haar jeugd kent. Ze at er zo 2 kilo van op. En na wat wennen, nu ook een van mijn favorieten.
Grote vruchten
Dan zijn er de echt grote vruchten die op de bekende Jackfruit (hier Nanka genoemd) lijken. De Mentawa ziet er uit als een kleine mislukte Jackfruit en dat is hij ook ergens wel. Erg veel bruin/gele schil met kleine oranje bolletjes erin die weer een te grote pit hebben. Maar wel erg lekker. Hij heeft een broertje, de Pilang die iets anders smaakt maar eigenlijk hetzelfde verhaal.
Ook op de bekende Jackruit lijkt: de super zoete maar ook sterk van smaak zijnde Cempedak. Niet een vrucht die alleen maar op Kalimantan groeit (bijvoorbeeld ook op Sumatra en Sulawesi/Celebes) maar wel vrij onbekend is. Hier is hij overal overduidelijk aanwezig en zeer gewaardeerd. Jarenlang mijn favoriete vrucht geweest (dat is nu de Pakèn).
De doerian, de koning der vruchten, zo groot als een voetbal, is hier ook ruim aanwezig en zeer gewaardeerd en smaakt even lekker als elders. Maar waar ik het over wil hebben zijn de meer dan 10 varianten, meestal kleiner, ieder aparte soorten. Ik ken er pas drie. De eerste en meest bekende die overal te koop is is

de Pakén (of pumpakin), een verhaal apart. Wat ronder en kleinere en zachtere stekels dan de doerian en het vruchtvlees gaat van licht tot donker oranje. Volgens de boekjes een variant van de doerian maar wat voor een! Het vlees is steviger en lijkt vetter en rijker dan dat van de doerian. Af en toe vind ik hem lekkerder en bevredigender dan de doerian die in verhouding veel zoeter is.
De Lahung is een andere wilde variant van de doerian. De naam betekent hoertje en als we het over de Lahung hebben wordt er vaak besmuikt gelachen. Veel mensen noemen haar daarom de Layung om niet gelijk de associatie met het hoertje te hebben. Ze is donkerrood van kleur, iets kleiner dan de doerian met langere stekels en minder vruchtvlees dat echter wel erg lekker smaakt, net als pudding. Heel verleidelijk. Je moet er echter wel 5 of meer van eten om de inhoud van 1 doerian te evenaren. We hebben al gespeculeerd of de vrucht naar hoertjes is vernoemd of hoertjes naar de vrucht 🙂
En dan is er de kleine Krantungan. Hij is zo klein voor een doerian dat je nauwelijks kunt geloven dat er wat in zit maar er zit wel degelijk iets lekkers in. Alleen moet je er wel 30 van eten, schat ik, voor je de verzadiging van een grote doerian bereikt. Gelukkig niet duur om uit te proberen, 70 cent per stuk.
Ik heb er natuurlijk ook nog een hoop niet gezien. Zo hoor ik van een rode salak. Van een doerian met rood vruchtvlees. Spannend allemaal om nog te gaan ontdekken.
Problemen van wilde vruchten
Al met al zijn de wilde vruchten voller van smaak dan de ‘internationale’ vruchten maar meer werk en daardoor moeilijker te vermarkten. Vooral dat ‘meer werk’ is voor drukke westerlingen en tegenwoordig voor de verwesterende ‘vooruitgaande’ oosterling, niet ideaal. Toch is er wel een kleine markt voor. Mensen die de oorspronkelijke vruchten van Kalimantan in ere willen houden en menen die ze gewoon lekker vinden.
De toekomst van veel van deze vruchten in onzeker omdat veel mensen ze niet waarderen omdat ze economisch te weinig opbrengen en de bomen worden gekapt. Er stonden in de bossen doerianbomen van 200 jaar oud van 40 meter hoog en die worden gewoon gekapt voor de houtopbrengst omdat er tegenwoordig varianten zijn die maar een paar meter hoog worden en die dus economisch interessanter zijn. Ze zijn er nog steeds maar moeilijker te vinden en het gaat, ook met de bossen van Kalimantan in een snelle vaart de verkeerde kant op.
Kalimantan is veilig en goedkoop
Mocht je geïnteresseerd zijn in de wilde vruchten van Kalimantan dan moet je geluk hebben dat je er in het juiste seizoen bent. Normaal gesproken van het midden van het regenseizoen (Januari) tot het einde ervan (Maart) maar zoals gezegd begint dat aardig door de war te raken.
Laat je overigens niet afschrikken door de dreigende of magische klank van Borneo. Koppensnellen is al tientallen jaren geleden afgeschaft toen alle Dayak stammen een vredesverdrag sloten. Ook zie ik niet meer muggen dan in Bali. Bovendien zijn er geen aardbevingen of vulkanen op Kalimantan dus wat dat betreft stukken veiliger.
Palangkaraya, waar ik woon, begint een grote moderne stad te worden met vriendelijke mensen van overal vandaan die allemaal ‘vooruit’ willen. Palangkaraya is centraal gelegen en prima voor een eerste verkenning van deze andere wereld. De vliegverbindingen ernaar toe vanuit Bali en Jakarta zijn goed en goedkoop (Garuda en Lion air, ongeveer 80 euro enkele reis.).
Huub Neys – HetNatuurlijkeEnHetOnnatuurlijke.nl
Lees ook op AltNed: